De vorige foto laat zien hoe al de kinderen in de Kielstraat gewoon midden in de straat worden gefotografeerd.
Dat de tijd zo heel anders was laat deze foto uit 1936 weer zien, ook gemaakt in de Kielstraat voor het huis van M.Knoester, nunmer 45.
Veel van de vrouwen droegen toen nog klederdracht.
Zo te zien niet alleen de Scheveningse dracht, maar ook de Urker dracht, want er woonden in de buurt ook visserlui uit Urk en ook uit IJmuiden.
Op de foto staan Mevr. Dee Pronk, naast haar Mevr. Knier Kuiper, Mevr. Dee Marijt, Mevr. Bakker en de heer de Ruiter.
Mevr. Kuiper staat met haar breiwerk (ze breit een kous) in haar handen.
Dat was tot vóór de tweede wereldoorlog een heel gewoon straatbeeld.
De vrouwen liepen, gezellig pratend met elkaar, de straat door, van hoek tot hoek.
Ze breiden vooral truien, vesten, sokken en zwarte kousen voor onder de klederdracht.
Ze konden heel gemoedereerd met elkaar praten en onder de hand heel ijverig bezig zijn;ook midden op straat, er kwamen immers toch geen auto’s of brommers door de straat.
Er bestonden al wel motors, maar de bromfiets moest nog worden uitgevonden.
Het was zo’n vertrouwd beeld, die pratende-breiende vrouwen in hun klederdracht.
Tegenover ons woonden Urkse buren, waarvan de man ook nog de traditionele Urker dracht droeg, met zo’n koddige pofbroek van mooi zwarte stof en een rond mutsje.
De jas had zilveren knopen en hij had Zondags schoenen met zilveren gespen aan.
Deftig hoor; als hij, samen met zijn vrouw, Zondags naar de kerk ging, was het een plezier om naar te kijken.
Het was allemaal nog zo echt; traditie was heel gewoon.
Daarom had je, als kind, ook zo’n veilig gevoel in zo’n gewone buurt met enkel hard werkende mensen.
wordt vervolgd. Immetje.